Vrij Nederland, 5 december 2016

We zijn met z’n allen ongelooflijk perfectionistisch geworden. Zonde, want daardoor is er geen ruimte meer voor mislukkingen. Terwijl we die juist zouden moeten omarmen. ‘Succes vereist falen.’

Door Michiel Hulshof

‘Als ik het dan toch opschrijf, moet ik beginnen met het feit dat het zoveel september 2010 was en ik stond te masturberen op de achttiende etage van een toren, om precies te zijn op de afdeling fertiliteit van het Ruijin ziekenhuis in Shanghai.’ Zo begint de nooit-voltooide, semi-autobiografische roman Zaad! waar ik vier jaar geleden aan begon, toen ik mij bevond in de schemerzone tussen het China-correspondentschap en een zoektocht naar nieuw emplooi in Nederland. Maar in plaats van mezelf onder te dompelen in het schrijven, verkoos ik te vaak voor de voldoening van de korte termijn: het schrijven van een artikel, het geven van een lezing of gewoon een biertje drinken met vrienden in het café.

Inmiddels staat de teller van mijn mislukte manuscripten op drie. Vlak na mijn studententijd schreef ik het zwartgallige en toch onderhoudende Koffie Snuiven (over een student die zich langzamerhand volledig terugtrekt op zijn kamer). Ook De Ondergang, waar ik met goede vriend Martin maandenlang aan werkte, ontving drie resolute afwijzingen van uitgevers. Kennelijk was de mix tussen thriller, slapstick en politieke sleutelroman toch net iets te vernieuwend. Inmiddels hebben we het project het predicaat T.M. gegeven. Te Moeilijk.

Recent had ik een ingeving: wat nu als ik die drie mislukte manuscripten verwerk in het nieuwe boek Ik kan niet schrijven? Wellicht dat ik met een openhartig verhaal over mijn mislukkingen meer kans op succes heb dan met een gepolijst verhaal.

 

Drank, vrouwen en doping

Het delen van je grootste mislukkingen is helemaal in. Falen is hot. Voetballer Andy van der Meijde wist met zijn ontboezemingen over rum, cocaïne en slaappillen zelfs een cultstatus te bereiken en hield er een eigen reality soap aan over. Wielrenner Thomas Dekker gaat hem ongetwijfeld achterna met zijn publieke boetedoening Mijn Gevecht waarin hij zonder enige gêne aan journalist Thijs Zonneveld onthulde hoe hij een glansrijke wielercarrière verprutste met drank, vrouwen en doping. Niet alleen mislukte sporters hebben de kracht van publiekelijk falen ontdekt. Steeds meer bedrijven organiseren ‘blunderlunches’ waarop medewerkers elkaar hun allergrootste fouten vertellen. Met hetzelfde doel worden over de hele wereld FuckUp Nights georganiseerd. Ook in de wetenschap staan mislukkingen positief in de belangstelling. Falen is het nieuwe biechten: ‘vergeef mij alstublieft dat ik heb gefaald’ (1 Samuel 25:28).

Rotterdam, donderdagavond 8 november. Een man van midden dertig, gekleed in spijkerbroek en wit overhemd, bestijgt het podium. Onder zijn vierkante bril draagt hij een hip driedaags baardje. ‘In 2013 ben ik een energiebedrijf begonnen’, begint hij in het Engels. ‘Mijn fout? Ik was zo druk bezig met het ontwikkelen van een businessmodel dat ik geen aandacht had voor de organisatie.’ Hij trok de verkeerde manager aan (‘hij was uit op geld, ik wilde de wereld veranderen’) en moest zichzelf na twee jaar ontslaan. Hij vertelt zijn gehoor dat hij besloot zijn aandelenpakket ter waarde van 15 miljoen euro te houden. Niet slim. ‘Drie maanden geleden ging het bedrijf failliet. Nu heb ik niets meer.’ De ongeveer honderd aanwezigen, merendeels twintigers en dertigers, onthalen hem op een welgemeend gelach. De sessie heeft iets weg van een jolige AA-bijeenkomst waarop bovendien volop gedronken mag worden.

De FuckUp Night vindt plaats in de balzaal van het voormalige subtropisch zwemparadijs Tropicana dat in 2011 roemloos ten onder ging. ‘Deze plek is een echte fuck-up’, zegt Sabine Biesheuvel, projectcoördinator van BlueCity010, het bedrijf dat Tropicana vorig jaar kocht. Zij is een van de organisatoren van de bijeenkomst in Rotterdam. Het idee voor FuckUp Nights komt uit Mexico City, waar ‘vijf vrienden en een fles Mezcal’ een paar jaar geleden een bijzonder leuke avond beleefden. ‘Na wat drankjes besloten ze elkaar verhalen te vertellen over hun grootste mislukkingen. Ze kwamen erachter dat het veel interessanter was dan het gebruikelijke opscheppen over succes.’ De Mexicanen besloten hun inzicht om te vormen tot format dat inmiddels de wereld verovert. Volgens de website fuckupnights.com hebben tot nu toe 150 steden in 50 verschillende landen een eigen organiserend comité dat avonden organiseert waarop sprekers hun mislukkingen delen. Onder het motto ‘Free your failures. The world will thank you!’ richt de beweging richt zich naar eigen zeggen op drie groepen: ‘Zij die falen. Zij die gaan falen. En zij die daarover liegen’.

Biesheuvel: ‘Het slaat aan omdat veel mensen genoeg hebben van al die gelikte bedrijfspresentaties waarop mensen vertellen hoe fantastisch ze iets hebben gedaan. Dat is vaak een gepolijst verhaal waarin alles mooier wordt voorgesteld dan het is. Je hebt er dus weinig aan. Presentaties over mislukkingen zijn niet alleen veel leuker, je leert er ook veel meer van.’

En inderdaad. De presentaties op de FuckUp Night zijn aangenamer, of in elk geval grappiger, leerzamer en waarheidsgetrouwer dan de soms oervervelende project- of productpresentaties die je moet doorstaan op een willekeurige Pecha Kucha-avond of TEDx-bijeenkomst.

 

Superpositief zelfbeeld

De publieke viering van persoonlijk falen lijkt, in de eerste plaats, een provocerende reactie op de alomtegenwoordige viering van persoonlijk succes. Vooral sinds de opkomst van sociale media heeft een flink deel van de wereldbevolking zich bekwaamd in het scheppen van een superpositief en uitgebalanceerd zelfbeeld. Op Facebook, LinkedIn, Twitter en Instagram begeven we ons tussen ‘vrienden’ die ons vertellen hoe fantastisch het met ze gaat. De meeste statusupdates lezen als een orgie van zelffelicitaties waarin we continu door anderen in dat positieve zelfbeeld worden bevestigd – ‘vind ik leuk!’, ‘LOL!’ en ‘Yolo!’

In zijn boek Welkom in Youtopia uit 2010 beschreef filosoof Menno van der Veen we ‘steeds beter in staat zijn een beeldenstroom te creëren die past bij ons zelfbeeld’. ‘We kunnen foto’s en films die bij ons zelfbeeld passen een plaats geven in onze autobiografie.’ En: ‘De nieuwe Youmedia stellen Youtopisten in staat hun leven te presenteren als een boeiende film. Op foto’s en videobeelden lijkt het leven interessanter, spannender en afwisselender dan het daadwerkelijk is.’

De bedreven Youtopist is meester in het vervolmaken van deze online autobiografie. ‘In het dagelijks leven heet iemand Pieter. Op muziek- en voetbalfora noemt hij zich Master Pé. Maar op een sekswebsite noemt hij zich Horsedick23 en probeert hij zo min mogelijk te lijken op de Pieter van de datingsite voor hoger opgeleiden die op zoek zijn naar een duurzame relatie. Naarmate Pieter zich meer distantieerde van zijn donkere verlangens zal hij proberen zijn sporen op sekssites te wissen. Hij zal zich van die rollen distantiëren omdat ze niet (meer) tot zijn zelfbeeld behoren of omdat hij bang is dat zijn omgeving erachter zal komen dat hij die websites bezoekt.’

Tot nu toe proberen de meeste Facebook-gebruikers zorgvuldig een knuffelbaar beeld van zichzelf te boetseren – van kattenliefhebber tot feestbeest en van idealist tot sportman. Tussen al die gelikte persoonlijke advertenties val je juist als faalhaas extra op. Kennelijk kan dat, als je de mislukkingen op een juiste manier presenteert, ook heel positief uitpakken. Andy van der Meijde wordt niet ondanks, maar juist dankzij zijn stommiteiten als held op het schild gehesen.

Met een beetje fantasie kan je ook het bewust omarmen van het racistische, seksistische en ongeleide projectiel Donald Trump door een flink deel van de Amerikaanse middenklasse zien als afwijzing van het doorgeschoten perfectie-ideaal. Hoezo mag een man die in de kleedkamer opschept over zijn versiermethoden geen president worden? De campagnestrategie van Clinton om zichzelf neer te zetten als onkreukbaar en weldenkend alternatief (‘the obvious choice’), was voor veel mensen te voorspelbaar en weinig inspirerend. Gaap!

 

Durven falen

Fouten Maken Moet heette het eerste boek van Remko van der Drift, voormalig techno-dj en oprichter van het Instituut voor Faalkunde. Recent kwam zijn tweede boek Fouten maken moed uit. Als trainer geeft hij al meer dan vijftien jaar workshops in het bedrijfsleven. Oorspronkelijk ging dat om improvisatietheater. ‘Ik gaf theatertrainingen om groepen te leren beter samen te werken’, zegt hij. ‘Om te kunnen improviseren is het ongelofelijk belangrijk dat je iets nieuws uitprobeert, anders gebeurt er niets. Je moet risico’s nemen en durven falen. Het bleek voor veel deelnemers lastig om die drempel over te gaan.’ Een paar jaar geleden besloot Van der Drift daarom zich ‘faalkundige’ te noemen en zich volledig toe te leggen op het trainen van mensen in – zoals hij het noemt – ‘faalfitness’. ‘Mensen die risico’s nemen worden opener en creatiever’, zegt hij.

Van der Drift merkt dat zijn Instituut voor Faalkunde de wind mee heeft. We voeren het gesprek over de telefoon, omdat hij door Madrid loopt waar hij zojuist een training heeft gegeven aan een groep internationale managers van een groot bedrijf. ‘Ik zie de toegenomen aandacht voor falen als tegenreactie’, zegt hij. ‘We leven in een maatschappij die zo langzamerhand helemaal geen fouten meer accepteert. Alles in het leven moet perfect zijn: je liefdesleven, je baan en je huis. We zijn met zijn allen ongelofelijk perfectionistisch geworden. Dat gaat best ver. Moet je maar eens op een station gaan staan. Als de trein maar een minuut te laat komt, genereert dat een absurde hoeveelheid sjagrijn.’

Hoewel hij aanhaakt bij een maatschappelijke trend, ontstond zijn eigen fascinatie voor het onderwerp falen vanwege een veel persoonlijker reden: ongeluk in de liefde. Na een reeks gebroken relaties besloot hij in de boeken te duiken om het onderwerp ‘anders omgaan met fouten’ dieper te bestuderen. In dat verband, zegt hij, is het nogal ironisch dat hij zijn tweede boek en het Instituut voor Faalkunde heeft opgezet met zijn ex-vriendin. ‘Die relatie ging uit nadat ik net mijn tweede boek had geschreven.’

‘Succes’, schrijft hij in Fouten maken moed, ‘is vaak het topje van de ijsberg dat wij mensen graag aan elkaar laten zien. Maar onder water, onder de oppervlakte, buiten ons blikveld of bewustzijn, ligt vaak een enorme berg aan noodzakelijk falen, teleurstelling, mislukking, offers, hard werken, volhouden, discipline en toewijding. Laten we deze berg voor onszelf en elkaar zichtbaar maken en omarmen. Succes vereist falen.’ Van der Drift noemt ‘leren van fouten’ een cliché. Want zeg nu zelf: is onze maatschappij echt zo ingericht dat we dat doen? ‘We vermijden fouten en keuren ze af. Zowel bij onszelf als bij anderen. We leven in een land waar heel veel superstrak geregeld is. Het lijkt er soms wel op dat we geen fouten meer hoeven te ervaren en dat perfectie altijd mogelijk is. We schamen ons dood voor blunders.’

In zijn trainingen maakt Van der Drift gretig gebruik van de laatste inzichten uit de psychologie. Uit experimenten blijkt dat basisschoolleerlingen beter leren als ze op een juiste manier feedback krijgen: het is effectiever om een kind te prijzen voor de moeite die het doet, dan voor het eindresultaat. De essentie van deze groeimindset, zoals psychologen het noemen, is dat fouten maken niet meteen wordt afgekeurd.

Van der Drift: ‘Ik ben het leven gaan zien als een cursus, waar je zoveel mogelijk probeert uit te halen. Daar horen fouten bij.’

 

Faal snel

Als je, zoals ik, een tijdje nadenkt over de rol van falen, dan kom je vanzelf terecht bij de oorsprong van het leven. Volgens de beroemde theorie van Charles Darwin zijn trial and error en survival of the fittest de ultieme methode waarop eencellige micro-organismen uiteindelijk zijn geëvolueerd tot mieren, olifanten en mensen. Falen is daarmee een essentieel onderdeel van het leven op deze planeet.

Onder aanvoering van Sillicon Valley hebben ook steeds meer bedrijven een strategie van Fail Fast ontwikkeld. In een artikel op Google’s inspiratiewebsite thinkwithgoogle.com beschreef Susan Wojciki, de CEO van YouTube de ‘acht pilaren van innovatie’ van het moederbedrijf. ‘Streef naar continue verbeteringen, niet naar instant perfectie’, luidt een van de basisprincipes. In de software-industrie is het doodnormaal een niet-perfecte beta-versie op de markt te brengen en constant aan het product te blijven sleutelen in een eindeloze reeks updates. Deze manier van ontwikkelen wijkt af van de klassieke industriële processen waarbij het product klaar is zodra het in de schappen ligt. Een ander pilaar van Google is ‘Never fail to fail’. Susan Wojciki: ‘Google staat bekend om YouTube, niet om Google Video Player. Mensen herinneren zich je successen meer dan je mislukkingen. Het is prima om te falen, zo lang je leert van je fouten en ze snel herstelt.’

De BBC interviewde Astro Teller, ‘Captain of Moonshots’ van het geheime Alphatbet X-laboratorium van Google. De X in de naam van het innovatielab staat voor het getal 10 – een probleem 10 keer zo goed aanpakken in een tijdsbestek van 10 jaar. Teller vertelde wat de essentie was van Google’s succesvolle innovatiestrategie: medewerkers belonen voor falen. ‘Als je dat niet doet, nemen ze geen risico’s en maken ze geen doorbraken. Als je mislukkingen niet beloont, houden mensen vast aan ideeën die gedoemd zijn te mislukken, uit angst voor de consequenties. Dat verspilt tijd en ondermijnt de geest van een organisatie.’

 

Onwetendheid

Als één vakgebied zich met innovatie bezighoudt, is het de wetenschap. Geen wonder dat ook daar de aandacht voor falen toeneemt. Veel wetenschappers vragen zich af of de huidige excellentiecultuur niet is doorgeschoten. Professor Stuart Firestein, hoofd van de biologiefaculteit van Columbia University gooide in 2012 een baksteen in de vijver met zijn boek Failure – and how it drives science. Volgens hem hoort falen niet alleen bij de wetenschap, het is zelfs de essentie van wetenschappelijke vooruitgang.

Firestein verzet zich tegen het algemene beeld van de Wetenschap als bastion van intellectuele macht, dat berust op Kennis en Rede, Feit en Waarheid of Experiment en Objectiviteit. Niets van waar, betoogt hij. De wetenschap berust op twee minder imposante pilaren – Onwetendheid en Falen. ‘Misschien lijkt het alsof ik u voor de gek wil houden, dat ik net doe alsof ik u een klein, vies geheimpje wil verklappen. Maar het is helemaal geen geheim; het is algemeen bekend, binnen de wetenschap. Op de een of andere manier lukt het ons niet om mensen buiten de wetenschap te laten weten wat we eigenlijk doen.’

Om uit te leggen wat hij bedoelt, haalt Firestein een zin aan van schrijver Samuel Beckett die wat hem betreft het wetenschappelijke proces het beste omschrijft: ‘Ooit geprobeerd. Ooit gefaald. Geeft niets. Probeer het nog eens. Faal weer. Faal beter.’ Volgens Firestein zullen wetenschappers nooit de ultieme waarheid vinden. Ze proberen een hypothese uit die op termijn zal falen. Juist waar de theorie faalt, zoeken andere wetenschappers naar een andere theorie, die vervolgens ook weer faalt, enzovoorts. Wat hem betreft lijkt wetenschap op het zoeken naar een zwarte kat in een donkere kamer. ‘Dat is heel moeilijk. Vooral als er geen kat is.’

Een gezonde wetenschap richt zich volgens Firestein volledig op ‘het mogelijk maken van falen, zonder dat het fataal is.’ Hij haalt het voorbeeld aan van de Britse sterrenkundige Andres Lyne die een methode ontwikkelde om planeten te vinden, en dacht dat hij de allereerste planeet buiten ons zonnestelsel had gevonden. Op de avond voor zijn presentatie aan de American Astronomical Society, realiseerde hij zich dat hij een grote fout had gemaakt in zijn berekening – hij had helemaal geen planeet ontdekt. De volgende dag gaf hij een presentatie over die fout, en kreeg een staande ovatie van zijn collega’s.

Zo zou wetenschap moeten zijn, zegt Firestein.

Degene die me op het boek van Firestein wees, was Frank Kupper, biomedisch wetenschapper en filosoof aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Ik ontmoet hem in campusrestaurant The Basket. Ook Kupper ziet een ontwetendheidparadox: ‘Wetenschap draait om niet-weten, het onbekende. Je moet risicovol werken en zoeken hoe iets in elkaar zit. Je kan nooit weten wat je niet weet.’ Daartegenover staat het beeld dat de samenleving heeft van de wetenschap. ‘Wij presenteren ons als de brengers van de waarheid die zich bezighouden met feiten. En zo zien veel mensen de wetenschap dus ook.’ Daarnaast is er volgens hem sprake van een faalparadox. ‘Je kan in de wetenschap alleen iets nieuws ontdekken als je risico neemt en nieuwe experimenten doet waarvan je niet weet of ze zullen slagen. Maar de maatschappij vraagt steeds meer risicoloos onderzoek. De nadruk ligt op excellentiebeleid, onderzoek waarvan je eigenlijk al weet dat het gaat lukken. Maar dat is wetenschappelijk gezien juist geen waardevol onderzoek.’

De laatste jaren zwelt ook in Nederland de kritiek op het excellentiebeleid aan. Want waarom eigenlijk worden positieve resultaten gepubliceerd in wetenschappelijke bladen terwijl alle missers die eraan voorafgingen nauwelijks aandacht krijgen? ‘Een wetenschappelijk artikel is eigenlijk een sterk geromantiseerde versie van de chaotische werkelijkheid in het laboratorium’, zegt Kupper.

Als financiering zich nog meer toespitst op ‘excellente projecten’ met een hoge slaagkans, kan dat de doodssteek betekenen voor de wetenschap. ‘Het systeem begint vast te lopen. Veel wetenschappers merken dat het niet meer werkt. Al die publicaties die niemand meer leest, al die tijdverspilling aan financieringsaanvragen die worden afgekeurd. Dat houdt een keer op.’ Feitelijk, zegt Kupper, zijn veel wetenschappers constant bezig met het schrijven van meerjarige projectplannen waarin ze zichzelf helemaal vastleggen. ‘Je doet een dansje voor de beoordelingscommissie waarin je zegt wat je over vier jaar zult hebben bereikt. En zodra de zak geld binnen is, negeer je vier jaar lang de werkelijkheid omdat je nu eenmaal iets hebt beloofd. Ook als het niet blijkt te werken.’

Het huidige systeem moet zo veranderen dat wetenschappers weer echt kunnen experimenteren, meent hij. ‘En falen hoort daarbij’. Zweden kent inmiddels een innovatieprogramma waarbij wetenschappers hun geld in fases krijgen: eerst voor het bouwen van een consortium, dan voor het ontwikkelen van een probleemdefinitie, dan voor het opzetten van het onderzoek. Na elke fase hoeven ze pas weer aan te geven wat ze daarna gaan doen. ‘Dat lijkt een betere aanpak, waarin je tijdens de rit je aanpak kan wijzigen als iets niet lukt.’

 

Risico-averse managementcultuur

De maatschappelijke vraag om falen meer ruimte te geven, kan niet worden losgezien van de voortgaande individualisering. Kennelijk willen we ons ontworstelen aan het juk van perfectie dat ons door anderen wordt opgelegd – of het nu gaat om onze Facebook-vrienden, een risico-averse managementcultuur op het werk of de financiers van wetenschappelijk onderzoek. We willen kunnen vallen, opstaan en weer dóórgáán – zonder dat het ons een leven of een carrière wordt nagedragen.

Tegelijkertijd verwachten we van anderen nog altijd dat ze geen flaters begaan. Een opzienbarend tv-fragment was in dat verband het recente optreden van neurowetenschapper Sam Wang van universiteit Princeton, een van de vele Amerikaanse peilers die de verkiezingsuitslag verkeerd voorspelden. In een opzienbarende tweet had hij een week voor de presidentsverkiezingen laten weten: ‘Het is totaal voorbij. Als Trump meer dan 240 kiesmannen wint, dan eet ik een insect.’

CNN daagde de professor uit die belofte na te komen. Wang verscheen voor de camera met een blikje eetbare sprinkhanen. ‘Moet ik dit echt doen?’, vroeg hij de presentator. ‘Er zijn veel dingen die ons gespleten land weer bij elkaar kunnen brengen, maar een insect eten hoort daar niet bij. Het is nogal sensatiezoekerij.’ Omdat de presentator bleef aandringen, nam Wang uiteindelijk een flinke hap. ‘Goed. Ik hoop dat we nu weer terug kunnen naar de discussies over peilingen en beleid.’

Ik geloof niet dat Firestein met zijn pleidooi voor wetenschappelijk falen een dergelijke publieke boetedoening in gedachte had. Want het is natuurlijk de vraag hoeveel misslagen de samenleving kan accepteren. Innovatie? Prima, maar het mag ons niet de verkiezingen kosten! Nieuwe technologieën? Akkoord, maar het is niet de bedoeling dat onze privégegevens op straat komen te liggen. Risicovolle experimenten? Allemaal best, maar we willen geen Frankensteinvoedsel.

En zo komen we toch weer terug bij het inzicht dat de mens in essentie feilbaar is. We blunderen erop los, en proberen de gekste dingen uit. Meestal mislukt dat. Maar soms, heel soms, vinden we een verbetering die ons vooruit helpt. En die uitzondering noemen we dan vooruitgang.

Dit is de allerlaatste editie van Vrij Nederland die wekelijks verschijnt. Na 71 jaar heeft het weekblad gefaald. Enter het maandblad. Dat zal opnieuw falen. Maar dan beter.