de Volkskrant, 8 april 2017

Acht oplossingen volgens acht wetenschappers

Door Michiel Hulshof

Het COC, de belangenorganisatie voor lesbiennes, homo’s, biseksuelen en transgenders, heeft een brandbrief gestuurd aan informateur Schippers over het geweld tegen homo’s. Volgens het COC is het aantal aangiften daarvan in de afgelopen jaren toegenomen van 400 in 2009 naar bijna 1600 in 2015.

We stuurden de vraag rond naar De Oplossers, een groep van ruim 500 wetenschappers uit verschillende vakgebieden. Dit zijn de belangrijkste antwoorden.

Homo’s en moslims moeten samen marcheren tegen de haat

Voor geweld tegen homo’s bestaan diverse oorzaken, zegt antropoloog Oskar Verkaaik. In de eerste plaats komt het voort uit homofobie – angst voor homoseksualiteit – bij vooral jonge mannen ‘tamelijk ongeacht hun afkomst’. ‘Op scholen, studentencafés en voetbalvelden is “homo” nog steeds een scheldwoord.’ Een tweede oorzaak is ‘religieuze afwijzing’. Het katholicisme, het protestantisme en de islam veroordelen homoseksualiteit nog altijd – ‘hoewel steeds meer religieuze groepen zich daarvan distantiëren’. Verkaaik denkt dat daar de afgelopen 15 jaar een derde oorzaak is bijgekomen: het ‘Nederlandse normen- en-waarden-verhaal’. Daarin presenteren politici het accepteren van homoseksualiteit ‘als nationale eigenschap die wordt bedreigd door nieuwkomers’.

Het was de vermoorde homoseksuele politicus Pim Fortuyn die dit argument populair maakte. Fortuyn sprak enerzijds vernederend over ‘Marokkanen’ als seksslaven (‘Stuur die Marokkaanse straatjochies gewoon naar de Marine voor een degelijke opvoeding, dan wil ik wel schout bij nacht zijn!’), terwijl hij ze anderzijds presenteerde als homovijandig (‘Ze vinden mij minder dan een varken, meneer’). Het consequent neerzetten van Nederlands-Marokkaanse jongeren als homohaters heeft negatieve consequenties, meent Verkaaik. ‘Homopesten is een manier geworden voor “Marokkanen” om hun stigma waar te maken. Dat is een bekend mechanisme onder gemarginaliseerde groepen.’

Verkaaik vindt de publieke en politieke verontwaardiging over homohaat hartverwarmend, maar hij zou het nog mooier vinden ‘als élke vorm van haat en stigmatisering net zoveel verontwaardiging zou oproepen. Homoseksuelen en moslims zouden de handen ineen kunnen slaan en gezamenlijk een mars organiseren tegen elke vorm van haat en stigmatisering. Zo voorkom je dat Wilders ermee aan de haal gaat.’

 

Geef les in ‘seksueel burgerschap’

Ook sociaal antropoloog Paul Mepschen vindt de eenzijdige aandacht voor de etnische achtergrond van daders van geweld tegen homo’s problematisch. ‘Er vinden jaarlijks honderden zogenoemde haatmisdrijven plaats in dit land. Dat leidt wel vaker tot ophef, maar het wordt pas echt “hot news” als het gaat om zogenoemd Marokkaanse daders en homoseksuele slachtoffers. Er is bijna geen onderwerp dat de Nederlander – van uiterst rechts tot behoorlijk links – zo bijeenbrengt als een stevige gay-bashing door jongeren met een migratie-achtergrond. Dáárover zijn we het dan blijkbaar eens.’

Volgens Mepschen blijven we daardoor hangen in een debat over ‘het falen van de multiculturele samenleving’, terwijl de echte discussie over ‘brede seksuele hervorming’ van de hele samenleving zou moeten gaan. ‘Een van de concrete maatregelen die ik me kan voorstellen is een lespakket over seksueel burgerschap op school.’ Mepschen vindt dat alle kinderen en jongeren onderwezen moeten worden over onderwerpen als ‘seksualiteit, intimiteit, lichamelijke integriteit en diversiteit.’

Wie al op jonge leeftijd in aanraking komt met seksuele diversiteit (‘rekening houdend met de leeftijd natuurlijk’), leert kritisch te kijken naar ‘vastgeroeste genderpatronen’. Op die manier wordt seksualiteit op termijn ook ‘minder een privékwestie en meer een maatschappelijke kwestie.’ Mepschen verwacht geen snelle resultaten. ‘Homohaat is een taai probleem, heel diep verankerd in de hetero- en gendernormatieve structureren van de samenleving.’

 

Gebruik virtual reality om empathie te kweken

Homohaat is een vorm van intolerantie tegenover ‘de ander’, zegt universitair hoofddocent kunstmatige intelligentie Tibor Bosse. ‘De sleutel tot het verminderen van dit soort intolerantie is het creëren van empathie voor de situatie van de ander.’ Daarbij kan virtual reality een krachtig middel zijn. ‘Hiermee kunnen we een virtuele wereld creëren waarin mensen letterlijk in de schoenen van anderen worden geplaatst. Op die manier kan je het perspectief van de ander ervaren.’ Volgens Bosse moet het mogelijk zijn een virtuele omgeving te bouwen waarin karakters rondlopen met een extreem negatieve houding tegenover heteroseksualiteit.

‘Stel je eens voor: op die manier kan je heteroseksuele jongens laten ervaren hoe het is om hand in hand te lopen met hun vriendin en plotseling agressief te worden belaagd door een groepje hangjongeren.’ Bosse doet momenteel onderzoek naar deze vorm van

virtuele agressie, waarbij tevens gebruik wordt gemaakt van zogenoemde haptic feedback die de ervaring nog realistischer maakt. De deelnemer krijgt daarbij bijvoorbeeld een vest aan dat kan vibreren op basis van de software. ‘Zo kunnen agressieve virtuele personages de gebruiker in zekere zin fysiek bedreigen. Dat kan als behoorlijk heftig worden ervaren.’

Bosse: ‘Je kunt zou dit soort technologie kunnen in zetten voor trainingsprogramma’s op middelbare scholen om meer bewustzijn te creëren voor de slachtoffers van agressie in het algemeen, en van homohaat in het bijzonder.’

 

Laat topvoetballers hand in hand over straat lopen

Sportjournaliste Barbara Barend startte de actie #handinhand waarbij mannen zich hand en hand laten fotograferen. D66-Kamerleden Alexander Pechtold en Wouter Koolmees waren een van de eerste BN’ers die zich aansloten.

Hoogleraar pedagogiek Louis Tavecchio vindt het een mooi initiatief, maar hij hoop dat er daarbij ‘meer gebruik wordt gemaakt van het mechanisme van de cognitieve dissonantie.’ Volgens die wetenschappelijke theorie ervaren mensen een onaangename psychologische spanning als iemand die ze waarderen onverwachts iets doet wat ze zelf verwerpelijk vinden. ‘Dat leidt tot een gevoel van onbegrip. Dat vervelende gevoel probeer je te reduceren. Dat kan door die figuur compleet te laten vallen. Maar als je iemand echt hoog hebt zitten, doe je dat natuurlijk niet. Dan kan je de cognitieve dissonantie alleen verminderen door het aanpassen van je eigen houding of gedrag.’

In de praktijk betekent het dat potentiële daders van anti-homogeweld pas worden geraakt als ze hun eigen mannelijke rolmodellen hand in hand over straat zien lopen. Tavecchio: ‘Van Pechtold en Koolmees kijkt niemand op, zeker straatjongeren niet. Dat wordt anders als bekende sporthelden deze actie ondersteunen. Laat twee topvoetballers hand in hand over straat lopen. Dan heb je kans op het juiste effect.’

Tavecchio heeft nog een andere suggestie. Juist deze week berichtte de Volkskrant dat verschillende gemeenten homo-ontmoetingsplekken proberen te sluiten. ‘Daarmee zeg je impliciet: homoseksualiteit is niet okay. De overheid moet onmiddellijk ophouden met het geven van dit soort dubbele boodschappen.’

 

Start een campagne tegen geweldplegers

Hoogleraar Alfred Lange denkt niet dat zijn huidige vakgebied, de klinische psychologie, uitkomst kan bieden tegen homohaat. ‘Dan zou je moeten zeggen: de daders zijn allemaal gestoord en moeten medische behandeling ondergaan. Dat gaat misschien wat ver.’ Zijn andere expertise, de sociale psychologie, biedt meer aanknopingspunten. ‘De daders in Arnhem opereerden als groep. Uit wetenschappelijk onderzoek weten we dat groepen mensen kunnen aanzetten tot de meest vreselijke daden. De grootste lynchpartijen vinden plaats in groepen. Deelnemers verklaren later vaak dat ze eigenlijk helemaal niet mee hadden willen doen.’

Volgens Lange kan je mensen moeilijk verplichten homoseksualiteit te accepteren, maar wel om geen geweld te gebruiken. ‘Het is hetzelfde met het aanpakken van antisemitisme. Ik ben joods, maar ik kan mensen niet verplichten van joden te houden. Dat is extreem lastig.’

De overheid kan daarom het beste richten op het uitbannen van zinloos geweld, vindt Lange. ‘Je moet mensen bijbrengen dat ze met hun poten van elkaar afblijven.’ Net zoals de succesvolle anti-alcoholcampagnes zou je een campagne tegen plegers van straatgeweld kunnen bedenken, meent hij. ‘Jonge kijkers moeten het gevoel krijgen: daar wil ik niet bijhoren, dat is minderwaardig.’

 

Verminder de tegenstellingen in de samenleving

In recent onderzoek schreef het Sociaal en Cultureel Planbureau dat homo-acceptatie de afgelopen jaren is toegenomen. Maar wat betekenen die cijfers eigenlijk? Volgens planoloog Maarten Hoorn van Platform31 kan het ook betekenen dat de krimpende groep die homoseksualiteit niet accepteert verhardt. ‘Het kan best dat binnen die groep de homohaat juist is toegenomen.’

Dezelfde onduidelijkheid bestaat over de vraag of het aantal gevallen van geweld tegen homo’s toeneemt. Het aantal aangiften stijgt, maar Hoorn wijst op een uitspraak van politiewoordvoerder Ellie Lust die de cijfers verklaart doordat ‘meer slachtoffers de politie weten te vinden’. Hoorn wil het geweld zeker niet bagatelliseren, maar meent dat ook een andere hypothese mogelijk is: een steeds kleinere groep uit zich steeds harder en extremer.

De planoloog: ‘We zien dat de samenleving verhardt en toenemend polariseert.’ Daarbij past dat een steeds kleinere groep die homoseksualiteit niet accepteert, dat steeds luider laat horen en eerder naar geweld grijpt. ‘Ligt die escalatie dan aan hun toegenomen homohaat of aan de frustraties over hun eigen toekomstperspectieven?’ In dat laatste geval spelen de toenemende sociaaleconomische verschillen in de samenleving anti-homogeweld in de hand. ‘Het verbeteren van toekomst- en arbeidsperspectieven voor iedereen vermindert de tegenstellingen in de samenleving en kan een belangrijke voedingsbodem voor geweld wegnemen. We moeten daarom de wijken ingaan en dat verbeteren.’

 

De medezeggenschapsraad moet haar verantwoordelijkheid nemen

Naast rechtsfilosofe is Nanda Oudejans voorzitter van de medezeggenschapsraad (MR) op de Tilburgse basisschool van haar kinderen. Naar aanleiding van het geweld in Arnhem hoorde ze een deskundige in een televisieprogramma zeggen dat ‘scholen te weinig aandacht besteden aan verschillen in seksualiteit en gender.’ Oudejans: ‘Toen dacht ik: hoe zit het eigenlijk op onze school?’

Ze zette het onderwerp deze week op de agenda van de MR-vergadering, onder verwijzing naar de Wet Medezeggenschap op Scholen die stelt dat de MR ‘openheid moet bevorderen en moet waken tegen discriminatie op welke grond dan ook’. Oudejans: ‘Het bevorderen van de acceptatie van homo’s, biseksuelen en transgenders hoort daarbij, lijkt me.’

Tijdens de MR-bijeenkomst bleek dat leerkrachten geen structurele aandacht besteden aan homoseksualiteit. Een leerkracht vertelde dat zij altijd benoemt dat jongens verliefd kunnen worden op jongens, en meisjes op meisjes. Dat is natuurlijk goed, maar het betekent ook dat het van de persoonlijke houding van een leraar afhangt hoe daarover wordt lesgegeven.’

Oudejans vermoedt dat dezelfde situatie geldt voor veel Nederlandse scholen. ‘De heteroseksuele norm domineert. We vragen ons te weinig af hoe dat is voor kinderen met homoseksuele ouders, of voor kinderen die zelf homoseksuele gevoelens hebben.’ Ze roept daarom alle ouders in een medezeggenschapsraad op het onderwerp te agenderen bij de schooldirectie, onder verwijzing naar hun wettelijke taak. ‘Je seksuele en genderidentiteit is wezenlijk voor wie je bent. Scholen horen een veilige omgeving te zijn waarin kinderen zichzelf kunnen zijn. Daar hoort het normaliseren van verschillen in identiteit bij.’

 

Meer macht aan vrouwen

Samen met collega-onderzoekers Laurens Buijs en Gert Hekma publiceerde socioloog Jan Willem Duyvendak Als ze maar van me afblijven, een onderzoek gebaseerd op gesprekken op plekken waar veel ‘homonegativiteit’ heerst, zoals voetbalclubs en studentencorpora, en met potenrammers. Duyvendak vond het ‘een enorm confronterend en indringend onderzoek’. ‘Het was zo treurig omdat al die interviews ontzettend op elkaar leken. Ongeacht hun achtergrond, bleken al die mannen een enorm mannelijk superioriteitsgevoel te hebben.’

In de gedachtewereld van homohaters wordt homoseksualiteit geassocieerd met vrouwelijkheid. ‘Die mannen kijken allemaal enorm neer op vrouwen. Ze zien vrouwen als onderdanig en passief, terwijl ze zelf machtig en actief zijn.’ Deze mannelijke superioriteitsgevoelens en homohaat zijn niet voorbehouden aan bepaalde religieuze of sociaaleconomische groepen, zegt Duyvendak. Het feit dat anti-homogeweld met Marokkaanse jongeren wordt geassocieerd, heeft volgens hem meer te maken met een straatcultuur dan met een moslimachtergrond. Hoewel niet iedereen die neerkijkt op vrouwen en homo’s ‘erop slaat’, benadrukt Duyvendak dat de ideeën ook op andere manieren slachtoffers maken. ‘Potenrammen is een extreme uiting, maar het leven voor homoseksuelen wordt niet ineens superprettig als het straatgeweld stopt. Volgens schattingen doen homojongeren vijf keer zoveel zelfmoordpogingen.’

Op basis van het onderzoek denkt Duyvendak dat de beste manier om anti-homogeweld uit te bannen zich richt op ‘het onderuithalen van het idee van mannelijke superioriteit’. ‘Heel kort gezegd denk ik dat vrouwen meer macht moeten krijgen. Hoe gelijker de man-vrouw-verhouding in onze samenleving, hoe meer homoseksuelen daarvan profiteren.’