De dysneyficatie van Amsterdam en omgeving is nabij: toeristen laten steeds minder ruimte voor de echte bewoners. Op pad met Stephen ­Hodes, een leven lang werkzaam in het toerisme, die het nu ziet misgaan: ‘Toeristen zijn wilde beesten op zoek naar een prooi.’

Door Michiel Hulshof

‘Niet zo handig voor Japanners’, grapt Stephen Hodes als ik op een vrijdagmiddag naast hem op het uitkijkplatform van de A’DAM Tower sta. De dikke metalen reling hangt op borsthoogte – dat wil zeggen: voor iemand die 1,90 meter is. Kleinere toeristen die de nieuwste attractie in de hoofdstad bezoeken, zullen her en der op hun tenen moeten staan om te genieten van het weidse uitzicht. De zon schijnt en Amsterdam ligt er spectaculair bij. ‘Wat lijkt de stad klein’, zeg ik.

‘Amsterdam is een dorp’, beaamt Hodes terwijl hij in de verte kijkt. ‘Na Venetië is het de kleinste Europese stad met zo’n gigantische aantrekkingskracht. Het aantal toeristen groeit snel. Als we niets doen, wordt de binnenstad een openluchtmuseum. Dan raakt Amsterdam haar grootste charme kwijt: de unieke optimale mix tussen bedrijven, bezoekers en bewoners.’ Hij wijst naar de overkapping van het Centraal Station aan de overkant van het IJ. ‘Dan kom je aan op het station en loop je zo een toeristenreservaat in. Dat noem ik geen stad, maar een consumptiemachine. Een volstrekte monocultuur waar de ziel ontbreekt. Ga maar eens kijken in Venetië. Als we niets doen, overkomt Amsterdam hetzelfde.’

 

Amsterdam Beach

De gemeente Amsterdam heeft nu het plan opgevat om buitenlandse bezoekers te verleiden ook andere delen van Amsterdam – of Nederland – te bezoeken, om zo de druk op de binnenstad te doen dalen. Hodes maakt een wegwerpgebaar. ‘Dat klinkt intelligent, maar het is onzin. Gemiddeld blijven buitenlandse bezoekers korter dan twee dagen in Amsterdam. Ze hebben niet eens tijd voor alle must sees in het centrum. Ze willen Zandvoort veranderen in het Amsterdam Beach, zoals Coney Island bij New York. Maar jij weet, en ik weet, dat het middelmatig wordt.’ Hij klopt met zijn hand op de metalen reling. ‘Deze toren’, zegt hij, ‘gaat zeker veel toeristen trekken. Maar zodra die mensen weer beneden staan, stappen ze op de pont naar de overkant en lopen ze naar de Dam. Toeristen zijn net jagers. Ze zoeken een prooi, en die vinden ze niet in de woestijn.’

Rondlopend over het panoramadak wijst Hodes aan wat er de komende jaren nog staat te gebeuren. ‘Er komen nog minstens 6000 nieuwe hotelkamers bij. Bij de RAI verrijst het grootste hotel van de Benelux met 650 kamers. En hier direct achter komt een congreshotel met 600 kamers.’ We lopen naar de noordzijde van het gebouw en kijken neer op de plek waar de 110 meter hoge toren zal verrijzen. ‘En dan hebben we natuurlijk Airbnb. Maar ja, daar hebben we geen goede cijfers van. We weten niet hoeveel kamers ze aanbieden of hoeveel bezoekers ze trekken.’

 

Verketterd en uitgejoeld

Hodes is niet zomaar een ongeruste bewoner van de Amsterdamse binnenstad. Hij werkt al 35 jaar in dezelfde industrie die hij nu waarschuwt voor bederf. Toerisme loopt als rode draad door zijn carrière. Als twintiger richtte hij een bedrijf op dat fietstours organiseerde. Daarna werkte hij voor het Nederlands Bureau voor Toerisme, onder meer als directeur Noord-Amerika. Vervolgens werd hij partner bij KPMG waar hij een toerisme-adviestak opzette. In 1997 vertrok hij om samen met een aantal collega’s de LAgroup op te richten, een adviesbureau voor de vrijetijds- en cultuursector. Je kan Hodes met een gerust hart toerisme-expert noemen.

Met evenveel recht kan je hem bestempelen als rebel.

‘Ik heb jarenlang onderdeel uitgemaakt van de toeristenindustrie die alleen maar draaide om meer meer meer’, zegt hij als we over de trap naar panoramabar Madam lopen, die een verdieping lager ligt. ‘Maar op een zeker moment ben ik om me heen gaan kijken en heb een conclusie getrokken: dit gaat mis.’ De eerste keer dat hij de sector voorzichtig waarschuwde, was in een presentatie op een conferentie in de Sint Olafskapel waar de Amsterdamse toerisme-industrie, ambtenaren en bestuurders waren samengekomen. Het verhaal viel niet goed. ‘Ik werd verketterd! Letterlijk uitgejoeld!’

Dat was bijna twintig jaar geleden. Het aantal toeristen in Amsterdam is sindsdien explosief toegenomen dankzij de wereldwijde welvaartsstijging en de daling van de prijs van vliegtickets. ‘Iedereen heeft het over de Chinezen, maar 80 procent van de toeristen komt uit Europa en de VS. Mensen gingen vroeger misschien een keer per jaar op reis, nu vier of vijf.’ Het gevolg – ‘de disneyficatie van Amsterdam’ – gaat Hodes zo aan het hart dat hij het tijdschrift Amsterdam over het onderwerp in het leven heeft geroepen. Hij geeft het uit in eigen beheer en voor eigen rekening. Er zijn inmiddels twee edities verschenen, verkrijgbaar bij diverse bekende Amsterdamse boekhandels. ‘Ik heb 120 politici en ambtenaren een exemplaar toegestuurd met een briefje erbij. Weet je hoeveel reacties ik heb ontvangen? Precies één, van burgemeester Eberhard van der Laan.’ Hij laat een stilte vallen. ‘Dat is toch wel weinig. Politici hebben de mond vol van de betrokken burger. Hoe betrokken wil je het hebben? Het kost me behoorlijk wat geld en tijd dat tijdschrift. Dat ze mijn ideeën niets vinden, is tot daaraan toe. Maar om het dan dood te zwijgen?’

 

Vechten voor het Melkmeisje

In de panoramabar kiezen we een tafel en nemen plaats op twee krukken naast elkaar, zodat we uitzicht hebben op de glazen wand waarachter Amsterdam zich ontvouwt. Bezoekers lopen opgewonden heen en weer in het 360 graden uitzicht. Ze spreken voornamelijk op gedempte toon en voornamelijk Nederlands. ‘Buitenlanders moeten deze plek nog ontdekken’, concludeert Hodes.

‘Toen ik in 1948 werd geboren’, zegt hij, ‘waren er 25 miljoen internationale toeristen op de hele wereld. Vorig jaar 1.4 miljard! Dat is gebeurd binnen een mensenleven. En het aantal zal snel verdubbelen. Je hoeft geen genie te zijn om in te zien dat het in een toeristenstad als Amsterdam mis kan gaan. Toch is dat een uiterst impopulaire gedachte. De economische belangen zijn groot. Het toerisme vormt een arbeidsintensieve sector, die veel banen oplevert. Bovendien meten steden hun succes af aan het aantal bezoekers.’

‘Heel simpel’, besluit hij. ‘Als je thuis een feestje geeft en je nodigt 40 mensen uit dan is het gezellig druk. Stel dat zij een paar mensen meenemen en er komen 100 mensen, dan wordt het een beetje druk. Maar als iemand het op Facebook zet en er komen 1200 man opdagen, dan ben je in paniek. En terecht! En dat is precies wat er staat te gebeuren. Het aantal toeristen groeit en je kan dat niet stoppen. Ik vindt dat je de groei moet proberen te beheersen, maar zelfs dat is onbespreekbaar. Je moest eens weten hoeveel woede ik oproep.’

Stilte. ‘Ben je de laatste tijd nog wel eens in het Rijksmuseum geweest?’, vraagt hij dan.

Ik schud mijn hoofd.

‘Je moet bijna vechten als je het Melkmeisje wil zien’, zegt hij. ‘De kwaliteit van de beleving gaat omlaag. Een stad moet een ontmoetingsplek zijn, en volgens mij in de eerste plaats voor de bewoners.’

 

Engeltje van sneeuw

De ober brengt onze drankjes. Een cappuccino voor mij, een tonic voor Hodes. We komen te spreken over zijn levensverhaal.

Hodes werd geboren op het platteland in Zuid-Afrika. Zijn ouders waren politiek actief. ‘Ik kom uit een communistisch nest’, zegt hij. ‘En vanaf mijn dertiende werd ik ook actief.’ Hij werd als witte Zuid-Afrikaan in Kaapstad lid van het ANC, destijds een verboden organisatie die streed tegen de apartheid, het officiële systeem waarin zwarte Afrikanen tweederangsburgers waren. Op zijn 21ste kreeg hij een onheilspellend bericht. De Zuid-Afrikaanse overheid kende zijn naam en zijn leven liep gevaar. Hals over kop vluchtte Hodes naar de Nederlandse ambassade die hem hielp het land te ontvluchten. Het was februari 1970. Hodes belandde, zonder geld en zonder warme kleren, terecht in de Amsterdamse winter. ‘Op die eerste dag zag voor het eerst sneeuw. Ik zat in een klein hotel en door het raam zag ik iemand die van die sneeuw een engeltje stond te maken. Heel mooi.’

Via-via kreeg hij een baan als technisch tekenaar bij bouwonderneming JPA Nelissen in Haarlem. ‘Dat was een lot uit de loterij. Ze betaalden geen loon, maar ik kreeg wel een woning en wat zakgeld. Ik leerde veel mensen kennen.’ Na 9 maanden hielp het bedrijf hem zijn studie architectuur weer op te pakken aan de Technische Universiteit in Delft. Aangezien Hodes als Zuid-Afrikaan geen recht had op een studiebeurs, startte hij een bedrijf dat in Amsterdam fietstours organiseerde. Het werd een succes. ‘We gingen elke dag met een groep Delftse studenten naar Amsterdam. Na een tijdje hoorde KLM van ons bestaan en stuurde duizenden touroperators en reisagenten naar ons door, die we moesten rondleiden.’

Na zijn studie besloot Hodes te stoppen met rondleiden en als architect aan de slag te gaan. ‘Maar na drie maanden zat ik ’s ochtends in de bus op weg naar mijn werk en begon ik spontaan te huilen. Ik dacht: ik stop nu, ik ben weg, dit is niets voor mij. Even later zat ik op een terras in Den Haag en kwam ik toevallig iemand tegen van het Nederlands Bureau voor Toerisme die me herkende en tegen wie ik mijn verhaal deed. Diezelfde avond kreeg ik een telefoontje. Of ik marketing voor ze wilde gaan doen.’ Het was de kickstart voor een glansrijke carrière in het toerisme.

 

AirBNB en Nutellawinkels

We besluiten nog een stukje te gaan fietsen door het hart van toeristisch Amsterdam: over het Damrak naar de Dam, en dan via het Rokin naar het Rembrandtplein. We nemen de lift met licht- en geluidseffecten naar beneden, bedanken voor de toeristische foto, en fietsen naar het veerpond over het IJ. Gespreksonderwerp is Airbnb. De gemeente Amsterdam heeft met AirBNB afgesproken dat de verhuurwebsite toeristenbelasting afdraagt. ‘In het contract staat ook dat de stad zich positief over AirBNB uitlaat. Dat is wel vreemd.’

Volgens Hodes zijn betere afspraken noodzakelijk. ‘Amsterdam moet informatie eisen van AirBNB. Wie verhuurt er, welke adressen en wanneer? En hoeveel mensen boeken een kamer? Die gegevens hebben we nu helemaal niet. De toeristenbelasting die AirBNB aan de stad betaalt klopt volgens mij ook niet met het aantal kamers dat ze zelf zeggen te verhuren.’ Onlangs liet burgemeester Van der Laan zich ontvallen dat wat hem betreft ook bewoners in de sociale huur hun woning mogen onderverhuren op AirBNB. Hodes schudt zijn hoofd in ongeloof. ‘AirBNB is in principe een mooi concept, maar het zorgt voor veel overlast. Mensen bewonen appartementen zonder dat ze de verantwoordelijkheid voor hun omgeving voelen. Ze zijn er even om een leuke tijd te hebben en denken niet aan de buren. De opkomst van AirBNB kan leiden tot het verdwijnen van de sociale cohesie. Je moet daar grip op zien te krijgen.’

Dan volgt zijn belangrijkste boodschap: ‘Over de hele wereld kampen steden met de negatieve kanten van de toeristentsunami. Berlijn neemt stappen, Barcelona doet veel. Maar niemand die precies weet hoe je op een effectieve manier met het probleem omgaat. Amsterdam kan dus een gidsstad worden. We moeten juist laten zien dat we stevig durven ingrijpen. Dat betekent meer dan alleen de bierfiets verbieden.’

Even later fietsen we over het Rokin. Op deze zonnige dag lopen daar vooral buitenlandse toeristen. De Dam ligt er zoals gebruikelijk tamelijk chaotisch bij, bezaaid met fietsen en levende standbeelden. Als je erop let, dan zie je inderdaad de opkomst van de monocultuur waar Hodes voor waarschuwt: de Nutellawinkels, ijssalons en kaaswinkels waar de verkoopsters in klederdracht gaan en geen Amsterdammer ooit zijn kaas haalt. Verderop bij het Rembrandtplein zien we de casino’s en de ticketbedrijven. Het gevreesde Disneyland lijkt al een feit.

‘We moeten zien hoe we het kunnen bijsturen’, zegt Hodes. ‘Het belangrijkste is dat we nadenken over het soort toerisme dat we willen aantrekken. Ik zou zeggen: stop met de grote groepen en richt je in de city marketing op de kwaliteitstoerist. Dat heeft niets te maken met inkomen of opleidingsniveau. Het gaat erom dat reizigers kunnen opgaan in hun omgeving in plaats van hem over te nemen.’

Bij de Munt rijdt een touringcar voorbij. ‘Die moeten ook meteen uit de binnenstad worden verbannen’, zegt Hodes. ‘Groepen toeristen kunnen beter via het water de stad in worden gebracht. Daar is meer ruimte en het is een prachtige manier om kennis te maken met de stad.’

Hodes is van zijn fiets gestapt en staat op het trottoir. Hij haalt, in het Engels, een uitspraak van de Duitse schrijver Hans Magnus Enzensberger aan: ‘The tourist destroys that what he seeks by finding it.’ Dan: ‘We gaan de parel van de Amsterdamse binnenstad toch niet weggeven! De activist in mij zegt dat we het kunnen tegengaan. Ik krijg inmiddels veel bijval, maar er is nog niemand die samen met mij optrekt, dus ik moet het voorlopig nog alleen doen.’

Hij staart naar de Munttoren. ‘Het gaat langzamer dan verwacht’, verzucht hij dan. ‘En geduld is niet een van mijn sterkste kanten.’